
Soorten algen in je vijver
Op de wereld komen meer dan 150.000 soorten algen voor. Ze kunnen, afhankelijk van de soort, leven in allerlei milieus en in allerlei omstandigheden.
Voor vijvers zijn er een paar belangrijke groepen. Zo zijn er de microscopische vrij in het water zwevende algen die groen water veroorzaken en de draadalgen die lange slierten vormen. Soms zijn er ook problemen met blauwe algen die onaangenaam ruiken en een soort donkerblauwgroene vellen of groene bolletjes vormen.
Algen kunnen gaan woekeren als de omstandigheden voor hen ideaal zijn. De 'ideale' omstandigheden zijn anders voor de verschillende groepen algen.
Zweefalgen
Zweefalgen zijn erg klein, microscopisch van afmeting of nog net zichtbaar. Deze algen zweven los in het water en geven een groene kleur aan het water. De tint van het water kan variëren tussen fel lichtgroen over dofgroen tot eerder bruingroen.
Naarmate er meer microscopische algen in het water zweven wordt het water minder en minder doorzichtig: men ziet dus minder diep en de vissen zijn nauwelijks of niet meer te zien. De aanwezigheid van deze zweefalgen duidt meestal op teveel fosfaten in het vijverwater. Soms kan het ook duiden op een teveel aan zware metalen.
Kranswieren
Kranswieren zijn de hogere algen. Kranswieren zijn vertakt en lijken daardoor wel op fijne zuurstofplanten. Het zijn de vroege voorouders van de landplanten. Ze kunnen soms onaangenaam ruiken bij aanraking.
Kranswieren zijn een goed teken en hebben als voordeel dat ze stoffen afscheiden die andere algen blokkeren. Kranswieren zijn wieren die we eigenlijk in de vijver wensen omdat de groei ervan aantoont dat het water in de vijver in perfecte staat verkeert.

Draadalgen
Zoals hun naam het aanduidt zijn draadalgen draadvormig. Men ziet lange dunne groene draden die eerst vastgehecht zijn aan wanden en planten. Van verderaf gezien lijken ze op een soort wolken. In een later stadium van een groei komen ze vaak los en gaan drijven als 'algenplakken'. De kleur evolueert dan van kakigroen over geel naar bruinachtig om te eindigen in een vieze brij. Bij de aanwezigheid van draadalgen is het water meestal helder tot zeer helder.
Draadalgen zijn in tegenstelling tot zweefalgen geen slecht teken, integendeel. Ze hebben voldoende aan zeer lage concentraties voedingsstoffen (fosfaten). Na de winter zijn er bijna onvermijdelijk wat resten van in het vijverwater. De draadalgen profiteren daarvan en groeien tot de nitraten op zijn. Dan stoppen zij met groeien, laten los en komen als geelbruingroene glibberige kluwens aan het wateroppervlak drijven.
Roodalgen
Roodalgen komen zelden voor in tuinvijvers maar het kan wel, en dan vooral in ondiep water en heel kleine waterpartijtjes.
We hoeven ons weinig zorgen te maken.
Wanneer de omstandigheden ietwat wijzigen verdwijnen ze vanzelf.
Blauwalgen
Blauwalgen zijn eigenlijk cyanobacteriën. Deze behoren tot de oudste organismen op aarde. Ze zijn te herkennen aan hun meestal donkerblauwgroene kleur. Ze vormen een soorten 'vellen' of 'ovale bolletjes' ongeveer ter grootte van een knikker, en ruiken slecht. Ze voeden zich vaak met ammonium.
Aanwezigheid in je vijver duidt dus op een teveel aan ammonium (een schadelijke stof) wat betekent dat je filter biologisch niet werkt. Er wordt aangeraden niet te zwemmen in vijvers met te veel blauwalgen.
Bruinalgen
Bruinalgen die in vijver groeien zijn kiezelwieren of diatomeeën. Ze vormen vaak stevig vastgehechte bruine lagen op vijverwanden, trappen, planten, stenen en hout. Ze hebben erg weinig voedingsstoffen en licht nodig en kunnen in diep water leven.
Bruinalgen duiden vaak op een soort onevenwicht in de mineralenhuishouding van de vijver. Ze profiteren van de stagnerende groei van de waterplanten. Hun voedingsbron zijn fosfaten. Je kan ze dus remmen door te zorgen voor een betere plantengroei of door de fosfaten weg te halen, bijvoorbeeld met een Phospat filterpatroon.
Algen kan je met preparaten of fysisch bestrijden
De verschillende types algen in je vijver behandel je met doeltreffende preparaten of specifieke apparaten.